• Banner Welkom in De Rank
  • Liturgisch centrum De Rank, wit

  • Liturgisch centrum De Rank, paars

Handen vouwen en ogen openen
In Waddinxveen leven we op de Biblebelt. Er zijn veel kerken in ons dorp. Hoe anders is dat in Limburg of Noord-Holland. In sommige plaatsen is helemaal geen kerk. Tieners op school zijn soms de enigen uit hun klas die naar de kerk gaan. Op het werk kom je ook niet allemaal christenen tegen. Op steeds meer plekken zijn christenen in de minderheid en kun je je een eenling voelen.

Hoe houd je het vol als geloven niet vanzelfsprekend of populair is? Het is een geschenk als je het kostbare van het geloof mag zien (1 Petrus 2:7-8), maar ook een uitdaging om je ogen open te houden voor de grote daden van God (1 Petrus 2:9). In de kerk oefenen we ons in het blijven zien wie God is en wat Hij doet. Psalm 50, waar Petrus veelvuldig naar verwijst in zijn brief, noemt dit dank offeren. Danken, in het Hebreeuws todah, is de herkenning en erkenning van wat God doet. Als je erkent wat Hij doet, dan ga je Hem danken, loven en prijzen.

Als anderen daarin delen, dan belijd je Hem. De betekenis van todah is daarom erkennen, danken, loven, belijden. Bijna een soort weg die je aflegt.

In een omgeving die niet vanzelfsprekend herkent en erkent wie God is en wat Hij doet, is het moeilijk om tot todah te komen. Zelfs in de kerk is het niet meer vanzelfsprekend, merk ik. Is iemand ziek en wordt iemand beter, dan verwijzen we tegenwoordig wel vanzelfsprekend naar de wonderlijke vooruitgang in de medische wetenschap, terwijl we vroeger vanzelfsprekend verwezen naar de bijzondere zorg van onze Hemelse Vader. Ik zou beide niet tegen elkaar willen uitspelen, maar de vanzelfsprekendheid van onze erkenning en dankbaarheid (todah) is wel veranderd. De vanzelfsprekendheid dat God de geschiedenis leidt, is veranderd in een vanzelfsprekendheid dat de politiek dat moet doen. Ik wil politiek en God niet tegen elkaar uitspelen, maar wil wel de vinger leggen op de verdwenen vanzelfsprekendheid om te zien en te (h)erkennen wat God met dit leven te maken heeft.

We beginnen aan een nieuw seizoen in de kerk. Als we in de kerk iets mogen doen, dan is het handen vouwen en ogen openen. Vaak roepen we dat we de handen uit de mouwen moeten steken. Dat is ook goed om te doen. Soms moet je de handen even niet laten wapperen, maar juist vouwen. Gevouwen handen ontdekken dat God veel meer doet, dan we dachten en daarvoor mogen we de ogen openen. We mogen elkaar erop attent maken wat God met dit leven te maken heeft. Door de komst van Jezus in deze wereld, weten we dat God Zich tot het uiterste betrokken weet met deze wereld. Tot op de huidige dag.

Hoe zou het zijn als we in vergaderingen, bijeenkomsten, activiteiten of wat we het komende seizoen ook doen, steeds die ene vraag zouden stellen: “Waar zien we iets van Gods goedheid oplichten?” Die vraag kun je stellen als het goed gaat, maar ook als het moeilijk wordt. Hierin onderscheidt een kerk zich van de wereld. Wij willen onze handen vouwen en ogen openen: “Waar zien wij iets van Gods goedheid oplichten?” Want de erkenning (todah) en de lofprijs is niet meer vanzelfsprekend.

Een hartelijke groet,
ds. Menno Zandbergen